Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

activeren
De rook activeerde het alarm.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

eisen
Hij eist compensatie.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

bedekken
Ze bedekt haar haar.
