Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

drukken
Hij drukt op de knop.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
