Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
