Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

genieten
Ze geniet van het leven.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
