Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

drinken
Ze drinkt thee.

overnachten
We overnachten in de auto.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
