Woordenlijst
Portugees (BR) – Werkwoorden oefenen

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

willen
Hij wil te veel!

uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

worden
Ze zijn een goed team geworden.
