Woordenlijst
Portugees (BR) – Werkwoorden oefenen

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

moeten
Hij moet hier uitstappen.

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
