Woordenlijst
Portugees (BR) – Werkwoorden oefenen

trainen
De hond wordt door haar getraind.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

duwen
Ze duwen de man het water in.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

vertrekken
De trein vertrekt.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

sturen
Ik stuur je een brief.
