Woordenlijst
Roemeens – Werkwoorden oefenen

beschermen
De moeder beschermt haar kind.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.

spellen
De kinderen leren spellen.

trainen
De hond wordt door haar getraind.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
