Woordenlijst
Russisch – Werkwoorden oefenen

bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

duwen
Ze duwen de man het water in.

vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
