Woordenlijst

тронуться

Когда загорелся свет, машины тронулись.

tronut‘sya

Kogda zagorelsya svet, mashiny tronulis‘.

wegrijden

Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

обнимать

Он обнимает своего старого отца.

obnimat‘

On obnimayet svoyego starogo ottsa.

knuffelen

Hij knuffelt zijn oude vader.

подниматься

Она уже не может подняться самостоятельно.

podnimat‘sya

Ona uzhe ne mozhet podnyat‘sya samostoyatel‘no.

opstaan

Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

служить

Собаки любят служить своим хозяевам.

sluzhit‘

Sobaki lyubyat sluzhit‘ svoim khozyayevam.

dienen

Honden dienen graag hun baasjes.

красить

Автомобиль красят в синий цвет.

krasit‘

Avtomobil‘ krasyat v siniy tsvet.

schilderen

De auto wordt blauw geschilderd.

привыкать

Детям нужно привыкать чистить зубы.

privykat‘

Detyam nuzhno privykat‘ chistit‘ zuby.

wennen aan

Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

исправлять

Учитель исправляет сочинения учеников.

ispravlyat‘

Uchitel‘ ispravlyayet sochineniya uchenikov.

corrigeren

De leraar corrigeert de essays van de studenten.

резать

Ткань режется по размеру.

rezat‘

Tkan‘ rezhetsya po razmeru.

op maat snijden

De stof wordt op maat gesneden.

приближаться

Улитки приближаются друг к другу.

priblizhat‘sya

Ulitki priblizhayutsya drug k drugu.

dichterbij komen

De slakken komen dichter bij elkaar.

получать

Я могу получать очень быстрый интернет.

poluchat‘

YA mogu poluchat‘ ochen‘ bystryy internet.

ontvangen

Ik kan zeer snel internet ontvangen.

бежать

Она бежит каждое утро на пляже.

bezhat‘

Ona bezhit kazhdoye utro na plyazhe.

rennen

Ze rent elke ochtend op het strand.

хотеть выйти

Ребенок хочет выйти на улицу.

khotet‘ vyyti

Rebenok khochet vyyti na ulitsu.

naar buiten willen

Het kind wil naar buiten.