Woordenlijst
Russisch – Werkwoorden oefenen

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

dragen
De ezel draagt een zware last.

reizen
We reizen graag door Europa.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.

afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

mengen
De schilder mengt de kleuren.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

brengen
De bezorger brengt het eten.
