Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

smaken
Dit smaakt echt goed!

controleren
Hij controleert wie daar woont.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.

missen
Ik zal je zo erg missen!

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
