Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

verhuizen
De buurman verhuist.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

vertrekken
De trein vertrekt.

samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

voeden
De kinderen voeden het paard.
