Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

wassen
De moeder wast haar kind.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

huilen
Het kind huilt in het bad.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

rennen
De atleet rent.
