Woordenlijst
Sloveens – Werkwoorden oefenen

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
