Woordenlijst
Albanees – Werkwoorden oefenen

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

smaken
Dit smaakt echt goed!

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

verlaten
De man vertrekt.

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

missen
Ik zal je zo erg missen!

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
