Woordenlijst
Albanees – Werkwoorden oefenen

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

drukken
Hij drukt op de knop.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

staan
De bergbeklimmer staat op de top.
