Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

bedekken
Ze bedekt haar haar.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.
