Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

beginnen
De soldaten beginnen.
