Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

verhuizen
De buurman verhuist.

slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

kussen
Hij kust de baby.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
