Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

begeleiden
De hond begeleidt hen.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

trekken
Hij trekt de slee.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
