Woordenlijst

Zweeds – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.