Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.
