Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

hangen
IJsspegels hangen van het dak.

moeten
Men zou veel water moeten drinken.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
