Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

rennen
De atleet rent.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

verlaten
De man vertrekt.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

instellen
Je moet de klok instellen.
