Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen
![cms/verbs-webp/14606062.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/14606062.webp)
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
![cms/verbs-webp/96628863.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/96628863.webp)
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
![cms/verbs-webp/116519780.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/116519780.webp)
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
![cms/verbs-webp/120452848.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/120452848.webp)
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
![cms/verbs-webp/84847414.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/84847414.webp)
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
![cms/verbs-webp/93947253.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/93947253.webp)
sterven
Veel mensen sterven in films.
![cms/verbs-webp/33599908.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/33599908.webp)
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
![cms/verbs-webp/90292577.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/90292577.webp)
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
![cms/verbs-webp/95655547.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/95655547.webp)
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
![cms/verbs-webp/115628089.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/115628089.webp)
bereiden
Ze bereidt een taart.
![cms/verbs-webp/129203514.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/129203514.webp)
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
![cms/verbs-webp/104167534.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/104167534.webp)