Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

controleren
Hij controleert wie daar woont.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

bedekken
Ze bedekt haar haar.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

aanzetten
Zet de TV aan!

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
