Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

houden
Je mag het geld houden.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

overnachten
We overnachten in de auto.

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
