Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

trainen
De hond wordt door haar getraind.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
