Woordenlijst
Turks – Werkwoorden oefenen

naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

beginnen
De soldaten beginnen.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

redden
De dokters konden zijn leven redden.

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
