Woordenlijst
Turks – Werkwoorden oefenen

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

uitgaan
Ze stapt uit de auto.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
