Woordenlijst
Urdu – Werkwoorden oefenen

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

draaien
Ze draait het vlees.

sturen
Hij stuurt een brief.

bellen
Het meisje belt haar vriendin.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
