Woordenlijst

Oezbeeks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/41019722.webp
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.