Woordenlijst

Oezbeeks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.