Woordenlijst

Oezbeeks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/118861770.webp
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/853759.webp
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.