Woordenlijst
Vietnamees – Werkwoorden oefenen

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

smaken
Dit smaakt echt goed!

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

moeten
Hij moet hier uitstappen.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
