Woordenlijst
Chinees (vereenvoudigd) – Werkwoorden oefenen

zien
Je kunt beter zien met een bril.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

betalen
Ze betaalt online met een creditcard.

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

stoppen
De agente stopt de auto.

vermijden
Hij moet noten vermijden.
