Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/77572541.webp
retirer
L’artisan a retiré les anciens carreaux.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/41935716.webp
se perdre
Il est facile de se perdre dans les bois.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/97335541.webp
commenter
Il commente la politique tous les jours.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/109588921.webp
éteindre
Elle éteint le réveil.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/92145325.webp
regarder
Elle regarde à travers un trou.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/109542274.webp
laisser passer
Devrait-on laisser passer les réfugiés aux frontières?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/104849232.webp
accoucher
Elle va accoucher bientôt.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/100466065.webp
omettre
Vous pouvez omettre le sucre dans le thé.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/41019722.webp
rentrer
Après les courses, les deux rentrent chez elles.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/124046652.webp
passer avant
La santé passe toujours avant tout !
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/130770778.webp
voyager
Il aime voyager et a vu de nombreux pays.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.