Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/102823465.webp
montrer
Je peux montrer un visa dans mon passeport.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/95625133.webp
aimer
Elle aime beaucoup son chat.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/75487437.webp
diriger
Le randonneur le plus expérimenté dirige toujours.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/106608640.webp
utiliser
Même les petits enfants utilisent des tablettes.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/115847180.webp
aider
Tout le monde aide à monter la tente.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/70864457.webp
apporter
Le livreur apporte la nourriture.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/121180353.webp
perdre
Attends, tu as perdu ton portefeuille!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/68435277.webp
venir
Je suis content que tu sois venu !
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/100649547.webp
embaucher
Le candidat a été embauché.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/95655547.webp
laisser passer devant
Personne ne veut le laisser passer devant à la caisse du supermarché.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/120762638.webp
dire
J’ai quelque chose d’important à te dire.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/45022787.webp
tuer
Je vais tuer la mouche!
doden
Ik zal de vlieg doden!