Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/91997551.webp
comprendre
On ne peut pas tout comprendre des ordinateurs.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
éteindre
Elle éteint le réveil.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/53064913.webp
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lire
Je ne peux pas lire sans lunettes.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/108118259.webp
oublier
Elle a maintenant oublié son nom.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laisser
Aujourd’hui, beaucoup doivent laisser leurs voitures garées.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/83661912.webp
préparer
Ils préparent un délicieux repas.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/122470941.webp
envoyer
Je t’ai envoyé un message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/93221279.webp
brûler
Un feu brûle dans la cheminée.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/44159270.webp
rendre
Le professeur rend les dissertations aux étudiants.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/117284953.webp
choisir
Elle choisit une nouvelle paire de lunettes de soleil.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/105623533.webp
devoir
On devrait boire beaucoup d’eau.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.