Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/36190839.webp
combattre
Les pompiers combattent le feu depuis les airs.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/130288167.webp
nettoyer
Elle nettoie la cuisine.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/123380041.webp
arriver à
Est-ce que quelque chose lui est arrivé dans l’accident du travail?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/78932829.webp
soutenir
Nous soutenons la créativité de notre enfant.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/82378537.webp
jeter
Ces vieux pneus doivent être jetés séparément.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/113415844.webp
quitter
Beaucoup d’Anglais voulaient quitter l’UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/35137215.webp
battre
Les parents ne devraient pas battre leurs enfants.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/97188237.webp
danser
Ils dansent un tango amoureusement.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/47802599.webp
préférer
Beaucoup d’enfants préfèrent les bonbons aux choses saines.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/73880931.webp
nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/68212972.webp
s’exprimer
Celui qui sait quelque chose peut s’exprimer en classe.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.