Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/91254822.webp
cueillir
Elle a cueilli une pomme.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/43532627.webp
vivre
Ils vivent dans une colocation.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/121102980.webp
accompagner
Puis-je vous accompagner?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/106997420.webp
laisser intact
La nature a été laissée intacte.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/96710497.webp
surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/128159501.webp
mélanger
Il faut mélanger différents ingrédients.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/95190323.webp
voter
On vote pour ou contre un candidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discuter
Les collègues discutent du problème.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/114379513.webp
couvrir
Les nénuphars couvrent l’eau.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/122398994.webp
tuer
Soyez prudent, vous pouvez tuer quelqu’un avec cette hache!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!