Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/110775013.webp
noter
Elle veut noter son idée d’entreprise.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/124458146.webp
confier
Les propriétaires me confient leurs chiens pour une promenade.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/98294156.webp
échanger
Les gens échangent des meubles d’occasion.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/118232218.webp
protéger
Les enfants doivent être protégés.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/67035590.webp
sauter
Il a sauté dans l’eau.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/97335541.webp
commenter
Il commente la politique tous les jours.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/120978676.webp
consumer
Le feu va consumer beaucoup de la forêt.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/47969540.webp
devenir aveugle
L’homme aux badges est devenu aveugle.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/43532627.webp
vivre
Ils vivent dans une colocation.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discuter
Les collègues discutent du problème.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/118485571.webp
faire
Ils veulent faire quelque chose pour leur santé.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.