Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Elle a puni sa fille.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/130770778.webp
voyager
Il aime voyager et a vu de nombreux pays.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/43532627.webp
vivre
Ils vivent dans une colocation.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/47241989.webp
chercher
Ce que tu ne sais pas, tu dois le chercher.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/57248153.webp
mentionner
Le patron a mentionné qu’il le licencierait.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discuter
Les collègues discutent du problème.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/89869215.webp
donner un coup de pied
Ils aiment donner des coups de pied, mais seulement au baby-foot.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/101938684.webp
effectuer
Il effectue la réparation.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/85010406.webp
sauter par-dessus
L’athlète doit sauter par-dessus l’obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
expédier
Ce colis sera expédié prochainement.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/96710497.webp
surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/84506870.webp
se saouler
Il se saoule presque tous les soirs.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.