Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hausa

cms/verbs-webp/59066378.webp
ɗauka
Aka ɗauki hankali kan alamomi na jiragen sama.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/110646130.webp
rufe
Ta ya rufe burodi da wara.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/79582356.webp
fassara
Ya fassara rubutun da mazurna.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/108014576.webp
gani
Sun gani juna kuma bayan lokaci.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/75508285.webp
jira
Yara kan jira yin salo da kasa.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/116166076.webp
biya
Ta biya ta yanar gizo tare da takardar saiti.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/90292577.webp
wuce
Ruwan ya yi yawa; motar ba ta iya wuce ba.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/115113805.webp
magana
Suna magana da juna.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/32180347.webp
cire
Danmu ya cire duk abin da yake samu!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/35071619.webp
wuce
Su biyu sun wuce a kusa da juna.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/113248427.webp
nasara
Ya koya don ya nasara a dama.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/85010406.webp
tsalle
Mai tsayi ya kamata ya tsalle kan tundunin.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.