Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/101742573.webp
dipingere
Lei ha dipinto le sue mani.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/1422019.webp
ripetere
Il mio pappagallo può ripetere il mio nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/113842119.webp
passare
Il periodo medievale è passato.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/84365550.webp
trasportare
Il camion trasporta le merci.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/40094762.webp
svegliare
La sveglia la sveglia alle 10 del mattino.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/81885081.webp
bruciare
Ha bruciato un fiammifero.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
cms/verbs-webp/97593982.webp
preparare
Una deliziosa colazione è stata preparata!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/113316795.webp
accedere
Devi accedere con la tua password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
cms/verbs-webp/23258706.webp
sollevare
L’elicottero solleva i due uomini.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/63868016.webp
restituire
Il cane restituisce il giocattolo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/123492574.webp
allenarsi
Gli atleti professionisti devono allenarsi ogni giorno.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/129203514.webp
chiacchierare
Chiacchiera spesso con il suo vicino.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.