Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/19351700.webp
fornire
Sono fornite sedie a sdraio per i vacanzieri.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/108520089.webp
contenere
Pesce, formaggio e latte contengono molte proteine.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitare
Lei evita il suo collega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/31726420.webp
rivolgersi
Si rivolgono l’uno all’altro.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/113671812.webp
condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/55119061.webp
iniziare a correre
L’atleta sta per iniziare a correre.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/130814457.webp
aggiungere
Lei aggiunge un po’ di latte al caffè.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testare
L’auto viene testata nell’officina.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/116358232.webp
accadere
È accaduto qualcosa di brutto.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/86215362.webp
inviare
Questa azienda invia merci in tutto il mondo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/105681554.webp
causare
Lo zucchero causa molte malattie.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/123648488.webp
passare
I medici passano dal paziente ogni giorno.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.