Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/83776307.webp
trasferirsi
Mio nipote si sta trasferendo.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/125116470.webp
fidarsi
Ci fidiamo tutti l’uno dell’altro.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorare
Il bambino ignora le parole di sua madre.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/65840237.webp
inviare
La merce mi verrà inviata in un pacco.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/107996282.webp
riferirsi
L’insegnante fa riferimento all’esempio sulla lavagna.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/111063120.webp
conoscere
I cani sconosciuti vogliono conoscersi.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accettare
Alcune persone non vogliono accettare la verità.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/125319888.webp
coprire
Lei copre i suoi capelli.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/86196611.webp
investire
Purtroppo, molti animali vengono ancora investiti dalle auto.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/96586059.webp
licenziare
Il capo lo ha licenziato.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/63457415.webp
semplificare
Devi semplificare le cose complicate per i bambini.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.