Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/63351650.webp
cancellare
Il volo è cancellato.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/17624512.webp
abituarsi
I bambini devono abituarsi a lavarsi i denti.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/105623533.webp
dovere
Si dovrebbe bere molta acqua.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/108350963.webp
arricchire
Le spezie arricchiscono il nostro cibo.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/121112097.webp
dipingere
Ho dipinto un bel quadro per te!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/123170033.webp
fallire
L’azienda probabilmente fallirà presto.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/59552358.webp
gestire
Chi gestisce i soldi nella tua famiglia?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/104825562.webp
impostare
Devi impostare l’orologio.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/86996301.webp
difendere
I due amici vogliono sempre difendersi a vicenda.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/94796902.webp
ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/100565199.webp
fare colazione
Preferiamo fare colazione a letto.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/79046155.webp
ripetere
Puoi ripetere per favore?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?