Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/30314729.webp
smettere
Voglio smettere di fumare da ora!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/99455547.webp
accettare
Alcune persone non vogliono accettare la verità.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/89025699.webp
portare
L’asino porta un carico pesante.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/26758664.webp
risparmiare
I miei figli hanno risparmiato i loro soldi.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/122010524.webp
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/127620690.webp
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/120254624.webp
guidare
Gli piace guidare un team.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/93393807.webp
accadere
Nelle sogni accadono cose strane.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/30793025.webp
ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/125376841.webp
osservare
In vacanza, ho osservato molte attrazioni.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/111892658.webp
consegnare
Lui consegna pizze a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/100434930.webp
finire
La rotta finisce qui.
eindigen
De route eindigt hier.