Woordenlijst

Leer werkwoorden – Japans

与える
父は息子にお小遣いをもっと与えたいと思っています。
Ataeru
chichi wa musuko ni o kodzukai o motto ataetai to omotte imasu.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
聞く
子供たちは彼女の話を聞くのが好きです。
Kiku
kodomo-tachi wa kanojo no hanashi o kiku no ga sukidesu.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
抗議する
人々は不正義に対して抗議します。
Kōgi suru
hitobito wa fu seigi ni taishite kōgi shimasu.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
伝える
あなたに伝える大切なことがあります。
Tsutaeru
anata ni tsutaeru taisetsuna koto ga arimasu.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
帰る
母は娘を家に帰します。
Kaeru
haha wa musume o ie ni kaeshimasu.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
出産する
彼女はもうすぐ出産します。
Shussan suru
kanojo wa mōsugu shussan shimasu.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
戻す
お釣りを戻してもらいました。
Modosu
otsuri o modoshite moraimashita.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
開ける
この缶を開けてもらえますか?
Akeru
kono kan o akete moraemasu ka?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
混ぜる
野菜で健康的なサラダを混ぜることができます。
Mazeru
yasai de kenkō-tekina sarada o mazeru koto ga dekimasu.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
描写する
色をどのように描写できますか?
Byōsha suru
iro o dono yō ni byōsha dekimasu ka?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
叩く
親は子供たちを叩くべきではありません。
Tataku
oya wa kodomo-tachi o tatakubekide wa arimasen.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
出る
彼女は車から出ます。
Deru
kanojo wa kuruma kara demasu.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.