Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/82095350.webp
stumti
Slauga stumia pacientą neįgaliojo vežimėliu.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/111750432.webp
kaboti
Abu kabosi ant šakos.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/132030267.webp
vartoti
Ji vartoja gabalėlį pyrago.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dengti
Vandens lėlios dengia vandenį.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testuoti
Automobilis testuojamas dirbtuvėje.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/124458146.webp
palikti
Savininkai palieka savo šunis man pasivaikščioti.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/131098316.webp
tekėti
Nepilnamečiams negalima tekti.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/108580022.webp
grįžti
Tėvas grįžo iš karo.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/26758664.webp
sutaupyti
Mano vaikai sutaupė savo pinigus.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tapti
Jie tapo geru komandos nariu.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/90032573.webp
žinoti
Vaikai labai smalsūs ir jau daug ką žino.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/91147324.webp
apdovanoti
Jis buvo apdovanotas medaliu.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.