Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

išvaryti
Vienas gulbė išvaro kitą.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

reikalauti
Jis reikalauja kompensacijos.
eisen
Hij eist compensatie.

naudoti
Gaisre naudojame kaukes nuo dūmų.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

pristatyti
Picos pristatymo vyras pristato picą.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

laukti
Mums dar reikia palaukti mėnesio.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

praeiti
Laikas kartais praeina lėtai.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

norėti
Vaikas nori eiti laukan.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

grąžinti
Šuo grąžina žaislą.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

stebėtis
Ji nustebėjo gavusi naujienas.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

nusileisti
Daug senų namų turi nusileisti naujiems.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

apmokestinti
Įmonės apmokestinamos įvairiai.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
