Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/105504873.webp
gribēt iziet
Viņa grib iziet no viesnīcas.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/86996301.webp
aizstāvēt
Diviem draugiem vienmēr vēlas viens otru aizstāvēt.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/114593953.webp
satikt
Viņi pirmo reizi satikās internetā.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
cms/verbs-webp/99392849.webp
noņemt
Kā noņemt sarkvīna traipu?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/113415844.webp
pamest
Daudziem angliskiem cilvēkiem gribējās pamest ES.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/47969540.webp
aklot
Vīrietis ar nozīmēm aklots.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/74119884.webp
atvērt
Bērns atver savu dāvanu.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/81025050.webp
cīnīties
Sportisti cīnās viens pret otru.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/101890902.webp
ražot
Mēs paši ražojam savu medu.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/96061755.webp
kalpot
Pavārs šodien mums kalpo pats.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/111792187.webp
izvēlēties
Grūti izvēlēties to pareizo.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
cms/verbs-webp/27076371.webp
piederēt
Mana sieva pieder man.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.