Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

atdot
Ierīce ir bojāta; mazumtirgotājam to ir jāatdod.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

pieprasīt
Mans mazdēls no manis pieprasa daudz.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

pārklāt
Ūdenslilijas pārklāj ūdeni.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

atjaunināt
Mūsdienās jāatjaunina zināšanas pastāvīgi.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

sākt
Karavīri sāk.
beginnen
De soldaten beginnen.

pārbaudīt
Zobārsts pārbauda pacienta zobus.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

ietaupīt
Jūs ietaupat naudu, samazinot istabas temperatūru.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

izteikties
Viņa vēlas izteikties sava drauga priekšā.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

pārrunāt
Kolēģi pārrunā problēmu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

veikt
Viņš veic remontu.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

saprast
Es tevi nesaprotu!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
