Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/89516822.webp
straffe
Hun straffet datteren sin.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/40094762.webp
vekke
Vekkerklokken vekker henne kl. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/120509602.webp
tilgi
Hun kan aldri tilgi ham for det!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/122079435.webp
øke
Selskapet har økt inntektene sine.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/111892658.webp
levere
Han leverer pizzaer til hjem.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/106787202.webp
komme hjem
Pappa har endelig kommet hjem!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/59552358.webp
forvalte
Hvem forvalter pengene i familien din?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/81025050.webp
kjempe
Idrettsutøverne kjemper mot hverandre.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/84476170.webp
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/111160283.webp
forestille seg
Hun forestiller seg noe nytt hver dag.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/94482705.webp
oversette
Han kan oversette mellom seks språk.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.