Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/43483158.webp
reise med tog
Jeg vil reise dit med tog.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/40094762.webp
vekke
Vekkerklokken vekker henne kl. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plukke
Hun plukket et eple.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/130814457.webp
tilsette
Hun tilsetter litt melk i kaffen.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/57248153.webp
nevne
Sjefen nevnte at han vil sparke ham.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ringe
Hører du klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/21689310.webp
velge ut
Læreren min velger ofte ut meg.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/78063066.webp
oppbevare
Jeg oppbevarer pengene mine i nattbordet.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sende
Varene vil bli sendt til meg i en pakke.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/129945570.webp
svare
Hun svarte med et spørsmål.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/125088246.webp
etterligne
Barnet etterligner et fly.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.